Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 november 2023 werd gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1982, die is veroordeeld voor de moord op zijn ex-vriendin, wat valt onder artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank had TBS met dwangverpleging opgelegd aan de verdachte. In cassatie zijn er bewijsklachten ingediend met betrekking tot de voorbedachte raad. De verdediging heeft aangevoerd dat het hof onvoldoende rekening heeft gehouden met contra-indicaties die de verdediging heeft gepresenteerd, waardoor de voorbedachte raad niet aannemelijk kon worden geacht.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.