ECLI:NL:HR:2024:187

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
23/00481
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beslag op handelsvoorraad en goederen in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. Het beroep in cassatie was ingesteld door het openbaar ministerie naar aanleiding van een klaagschrift van de klager, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek in beslag genomen goederen betrof. De rechtbank had de klager niet-ontvankelijk verklaard voor wat betreft de handelsvoorraad van telefoons, maar had het beklag voor het overige gegrond verklaard. De Hoge Raad diende te beoordelen of de rechtbank terecht had geoordeeld dat de klager ook in zijn beklag kon worden ontvangen voor de inbeslaggenomen administratie en goederen uit de loodsen. Daarnaast werd de vraag behandeld of het belang van de strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, met uitzondering van de handelsvoorraad mobiele telefoons.

De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00481 B
Datum13 februari 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 juli 2022, nummer RK 22/005994, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 februari 2024.