Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.Eerdere herzieningsaanvraag
3.De aanvraag tot herziening
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
13 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2024 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De aanvraagster, veroordeeld voor smaad, had een geldboete van € 350 opgelegd gekregen, subsidiair zeven dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszitting, en die mogelijk tot een vrijspraak hadden kunnen leiden. De aanvraagster voerde aan dat de tekst die haar was verweten ook op de website van B B.V. was geplaatst door een derde, en dat er discrepanties waren tussen de reviews op Google en de website van B B.V.
De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde feiten niet het ernstige vermoeden wekten dat de politierechter de aanvraagster zou hebben vrijgesproken als deze feiten bekend waren geweest. De enkele omstandigheid dat de tekst ook op de website van B B.V. was geplaatst, leidde niet tot de conclusie dat de uitlatingen geen smadelijk karakter hadden. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en wees deze af.
Deze uitspraak is een vervolg op een eerdere herzieningsaanvraag die door de Hoge Raad op 21 februari 2023 was afgewezen. De zaak benadrukt het belang van de context en de omstandigheden waaronder uitlatingen zijn gedaan, en bevestigt dat nieuwe feiten niet automatisch leiden tot herziening van een veroordeling.