Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
12 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2023. De zaak betreft het medeplegen van het veroorzaken van een ontploffing door schuld, zoals omschreven in de artikelen 158.1 en 158.2 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1992, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het eerder genomen arrest. De cassatiemiddelen zijn ingediend door de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden werkzaam in Rotterdam. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling is dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.