Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2023. De verdachte, geboren in 1992, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging werd gevoerd door advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, die een cassatiemiddel hebben voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De klachten betroffen onder andere de keuze uit alternatieven in de tenlastelegging, innerlijke tegenstrijdigheid, gevaar voor personen en aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.