ECLI:NL:HR:2024:365

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
22/00271
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over feitelijke leiding geven aan oplichting en valsheid in geschrift door rechtspersoon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 januari 2022. De verdachte, geboren in 1953, was betrokken bij meerdere delicten, waaronder feitelijke leiding geven aan medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift door een rechtspersoon, alsook deelname aan een criminele organisatie. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege vermeende vormverzuimen, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerping van het cassatieberoep voor het overige. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad was van mening dat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht.

Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en drie weken. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel wat betreft de duur van de gevangenisstraf en verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00271
Datum12 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 januari 2022, nummer 20-002272-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A.A. Maat, advocaat in Goes, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze acht maanden en drie weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 maart 2024.