Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
12 maart 2024.
Hoge Raad
Op 12 maart 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 17 februari 2023 was gegeven. De zaak betreft een vordering tot opheffing van de schorsing van de vervolging van de verdachte, geboren in 1961. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, E.E.W.J. Maessen, cassatiemiddelen heeft voorgesteld. Het eerste cassatiemiddel werd later ingetrokken. De advocaat-generaal, A.E. Harteveld, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er een proces-verbaal ontbrak van het onderzoek door de raadkamer, hetgeen een schending van de procesregels opleverde. Dit gebrek leidde tot de conclusie dat de beschikking van het hof nietig was. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het hof, zodat deze opnieuw kan worden behandeld en afgedaan. De uitspraak benadrukt het belang van een correct procesverloop en de noodzaak van een volledig dossier bij de beoordeling van dergelijke vorderingen.