ECLI:NL:HR:2024:40

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
22/03928
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en voorhanden hebben van vuurwapens in verkeersruzie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2022, nummer 21-001023-21. De verdachte, geboren in 1983, was betrokken bij een incident in Wadenoijen in 2019, waarbij hij tijdens een verkeersruzie met een scherp voorwerp het slachtoffer ernstig verwondde. Daarnaast had hij drie (hagel)geweren in zijn bezit. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend. Dit betekent dat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen een bepaalde termijn een schriftuur met klachten in te dienen bij de Hoge Raad. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen, zoals bepaald in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft daarom het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak vond plaats op 16 januari 2024, waarbij de raadsheer C.N. Dalebout de beslissing heeft genomen, in aanwezigheid van waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03928
Datum16 januari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2022, nummer 21-001023-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 januari 2024.