Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
16 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2022, nummer 21-001023-21. De verdachte, geboren in 1983, was betrokken bij een incident in Wadenoijen in 2019, waarbij hij tijdens een verkeersruzie met een scherp voorwerp het slachtoffer ernstig verwondde. Daarnaast had hij drie (hagel)geweren in zijn bezit. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend. Dit betekent dat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen een bepaalde termijn een schriftuur met klachten in te dienen bij de Hoge Raad. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen, zoals bepaald in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft daarom het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak vond plaats op 16 januari 2024, waarbij de raadsheer C.N. Dalebout de beslissing heeft genomen, in aanwezigheid van waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter.