ECLI:NL:HR:2024:421

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/03617
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie ingesteld door J.T. Folkeringa tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 10 juli 2023. Het nummer van de uitspraak van het Hof is AUA2021H00178. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift, J.T. Folkeringa, niet de vereiste vertegenwoordigingsbevoegdheid kon aantonen. Dit was noodzakelijk omdat de indiener een machtiging had overgelegd, maar deze niet voldoende bewijs bood voor de bevoegdheid om namens de partij [X] het beroep in cassatie in te dienen.

De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen vier weken een bewijsstuk over te leggen waaruit de vertegenwoordigingsbevoegdheid bleek. Dit verzoek werd gedaan via een aangetekende brief op 24 januari 2024, maar deze brief werd wegens onbestelbaarheid teruggezonden. Vervolgens is het verzoek per gewone post verzonden, maar de indiener heeft de gevraagde machtiging of verklaring niet overgelegd. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen.

De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en er is geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, en is een belangrijke uitspraak in het kader van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in belastingzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03617
Datum15 maart 2024
ARREST
op het door J.T. Folkeringa ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 10 juli 2023, nr. AUA2021H00178.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X].
De indiener van het beroepschrift heeft bij het instellen van beroep in cassatie een machtiging overgelegd. Omdat uit deze machtiging de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de indiener van het beroepschrift niet kan worden afgeleid heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat de indiener is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene van wie de indiener van het beroepschrift stelt dat hij namens hem beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 24 januari 2024 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van de indiener van het beroepschrift. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was om namens [X] beroep in cassatie in te stellen en zal de Hoge Raad op die grond het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.