Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de schriftuur
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
2 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 december 2021. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van het deelnemen aan een criminele organisatie met als oogmerk bedrijfsmatige internationale hennepteelt en hennephandel, evenals het medeplegen van de verkoop, uitvoering en het vervoeren van hennep, zoals vastgelegd in de Opiumwet. De advocaat-generaal M.L.C.C. Lückers had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad oordeelde dat er een onvolkomenheid was bij de beëdiging van één of meerdere raadsheren van het hof, maar dat dit geen verdere bespreking behoeft, verwijzend naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2022:1438). De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren naar twee jaren en elf maanden. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar het beroep werd voor het overige verworpen.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige procedurele afhandeling in strafzaken en de impact van de redelijke termijn op de strafmaat.