Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
21 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Middelburg en een verweerder. De Gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die betrekking hadden op de aansprakelijkheid van de gemeente voor wateroverlast die zou zijn ontstaan door de aanleg van een woonwijk op omliggende percelen. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en eerdere arresten van het hof, waaruit blijkt dat de Gemeente eerder in het ongelijk was gesteld. De advocaat van de Gemeente heeft de zaak toegelicht, terwijl de Advocaat-Generaal G. Snijders heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere arresten en dat er geen noodzaak is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de Gemeente verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.