ECLI:NL:HR:2024:919

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
23/01457
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gemeente voor wateroverlast door aanleg woonwijk

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Middelburg en een verweerder. De Gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die betrekking hadden op de aansprakelijkheid van de gemeente voor wateroverlast die zou zijn ontstaan door de aanleg van een woonwijk op omliggende percelen. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en eerdere arresten van het hof, waaruit blijkt dat de Gemeente eerder in het ongelijk was gesteld. De advocaat van de Gemeente heeft de zaak toegelicht, terwijl de Advocaat-Generaal G. Snijders heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere arresten en dat er geen noodzaak is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de Gemeente verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01457
Datum21 juni 2024
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE MIDDELBURG,
gevestigd te Middelburg,
EISERES tot cassatie,
hierna: de Gemeente,
advocaat: M.W. Scheltema,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: P.A. Fruytier.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/02/268154/HA ZA 13-614 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 januari 2014, 29 oktober 2014 en 3 december 2014;
b. de arresten in de zaken 200.163.844/01 en 200.163.844/02 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 januari 2016, 27 maart 2018, 21 januari 2020, 31 maart 2020, 9 februari 2021, 7 juni 2022 en 17 januari 2023.
De Gemeente heeft tegen de arresten van het hof van 12 januari 2016 en 17 januari 2023 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de Gemeente toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
21 juni 2024.