Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
25 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van bedrijfsmatige hennepteelt en diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, in verband met een hennepkwekerij in Eindhoven. De bewezenverklaring van de diefstal van elektriciteit was gebaseerd op het feit dat de verdachte op 20 april 2018 samen met anderen ongeveer 489 hennepplanten had geteeld in een bedrijfspand. Tijdens de politie-inval werd ook een illegale aftakking van elektriciteit aangetroffen. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de huurovereenkomst en de huurbetalingen, en dat hij regelmatig in het pand aanwezig was. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt op zichzelf niet voldoende was om te concluderen dat hij ook schuldig was aan de diefstal van elektriciteit. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de bewijsvoering niet toereikend was om de diefstal van elektriciteit te bewijzen. De uitspraak van het hof werd gedeeltelijk vernietigd en de zaak werd terugverwezen voor herbehandeling.