Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
2 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2023. De verdachte, een dansleraar en eigenaar van een dansschool in Groningen, was eerder veroordeeld voor (poging tot) verkrachting, meermalen gepleegd, feitelijke aanranding van eerbaarheid, meermalen gepleegd, en ontucht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De belangrijkste punten van geschil betroffen de bewijsklacht met betrekking tot de verkrachting en aanranding, en de strafmotivering. De verdachte stelde dat het hof ten onrechte de aangifte van de aangeefster had gesteund op de verklaring van de verdachte, en dat het hof niet had beslist op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt met betrekking tot de straftoemeting. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen.