Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
2 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 maart 2022 is gewezen. De verdachte, geboren in 1989, is beschuldigd van het vervaardigen van kinderporno en het in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, alsook van het aanwezig hebben van GHB. De Hoge Raad heeft op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, naar 41 maanden, met behoud van de voorwaardelijke straf en een proeftijd van 3 jaren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.