ECLI:NL:HR:2025:1016
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake Wet waardering onroerende zaken gemeente Egmond
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het Dagelijks Bestuur van Cocensus. Dit beroep is ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2025, nummer 24/190, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 22/1388). De kwestie betreft een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken van de gemeente Egmond voor het jaar 2021.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. van der Weide, heeft de klachten over de uitspraak van het Hof ingediend. Het Dagelijks Bestuur van Cocensus, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.