Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 22 december 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1984, is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van moord, het voorbereiden van moord en het bezit van vuurwapens en munitie, zoals vastgelegd in artikel 140.4 van het Wetboek van Strafrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat D. Bektesevic. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis en de Hoge Raad heeft uitspraak gedaan meer dan zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Hierdoor heeft de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren en negen maanden verminderd tot zeven jaren en zeven maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.