Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 juni 2023. De verdachte, geboren in 1999, was betrokken bij het medeplegen van witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit WhatsAppfraude. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper, die cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Een van de cassatiemiddelen betrof de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Ondanks de overschrijding van de termijn, heeft de Hoge Raad besloten geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering te verbinden, gezien de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.