21. Waar art. 51f Sv ziet op de vraag
wiezich als benadeelde partij mag stellen, regelt art. 361 Sv
welkeschade voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij is slechts ontvankelijk in haar vordering indien aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
22. In de onderhavige zaak heeft het hof zich uitgelaten over de vordering tot schadevergoeding die is ingediend door [aangever ] . In deze vordering heeft [aangever ] zowel het bedrag dat zij zelf naar de bankrekening van [getuige] heeft overgeboekt als het bedrag dat haar moeder, [benadeelde] , naar die rekening heeft overgeboekt als schade opgegeven.
23. Uit het door het hof gebruikte bewijsmiddel 2 (de aangifte van [aangever ] ) kan worden afgeleid van welke feitelijke situatie het hof bij de beoordeling van de vordering is uitgegaan. [aangever ] heeft op verzoek van iemand die zich voordeed als haar dochter € 3.038,72 overgemaakt naar het bankrekeningnummer van [getuige] . Vervolgens heeft zij geld geleend van haar broer en dit gebruikt om nog een bedrag van in totaal € 4.707,24 over te maken naar dezelfde bankrekening. Daarna vroeg degene die zich voordeed als haar dochter om nog twee laatste betalingen van € 784,54 te doen. Die betalingen, van in totaal € 1.569,08, zijn van de rekening van de moeder van [aangever ] gedaan.
24. Kennelijk met het oog op laatstgenoemd bedrag heeft het hof overwogen dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij [benadeelde] ook aanwezig was, voldoende is komen vast te staan dat [aangever ] bevoegd was namens [benadeelde] die vordering tot schadevergoeding te doen.
25. Ik heb me afgevraagd of het hof met de overweging dat [aangever ] bevoegd was om namens [benadeelde] die vordering tot schadevergoeding te doen heeft bedoeld dat sprake is van een vorm van vertegenwoordiging, in de zin dat deze betrekking heeft op schade geleden door [benadeelde] . Gelet op het hiervoor weergegeven wettelijk kader zou dit oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk zijn. De vordering waarop het hof heeft beslist is immers middels een schadeformulier ingediend door [aangever ] . Daarin is niet opgenomen dat de vordering wordt ingediend namens [benadeelde] en er is geen sprake van een bijzondere en schriftelijke volmacht van [benadeelde] aan [aangever ] . Uit het proces-verbaal van de zitting volgt bovendien slechts dat [benadeelde] tijdens het onderzoek ter terechtzitting door het hof aanwezig is geweest en niet dat is gesproken over een machtiging tot het indienen van een verzoek tot schadevergoeding namens [benadeelde] aan [aangever ] .
26. Die uitleg van de overweging van het hof sluit echter niet aan bij de beslissing van het hof ten aanzien van de vordering van [aangever ] , waarmee het hof tot uitdrukking heeft gebracht het volledige bedrag te beschouwen als rechtstreekse schade van [aangever ] .
27. Het hof heeft de door [aangever ] ingediende vordering voor het volledige bedrag toegewezen en heeft daaraan blijkens het arrest ten grondslag gelegd dat zij als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Ten aanzien van het bedrag dat door [benadeelde] is overgemaakt heeft het hof, in reactie op het verweer van de verdediging, overwogen dat [aangever ] wel degelijk bevoegd was om schadevergoeding te vorderen. Het hof heeft daarbij kennelijk in ogenschouw genomen dat het bedrag dat [benadeelde] heeft overgemaakt, is overgemaakt op verzoek van [aangever ] en zo bezien schade betreft die [aangever ] kon vorderen. Dat past bij de feitelijke situatie waarvan het hof in het bestreden arrest is uitgegaan, waaruit het hof kennelijk heeft afgeleid dat [aangever ] niet genoeg geld had om de gevraagde bedragen te betalen en daarom geld heeft geleend van haar broer en haar moeder. Dat haar broer dat naar haar zelf heeft overgemaakt en haar moeder dat (deels)rechtstreeks naar de rekening van [getuige] , lijkt mij in dat kader geen relevant verschil. Het oordeel van het hof dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 9.315,04 geeft zo bezien geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.