2.2.1Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013, in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
met het oogmerk zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels personen, waaronder de nagenoemde personen, heeft bewogen tot het aangaan van (een) schuld(en), te weten (een) overeenkomst(en) betreffende de investering/aankoop in/van vrijwillige CO2 emissierechten, en de afgifte van één of meer geldbedragen, te weten:
= [benadeelde 1] , een geldbedrag(en) van Euro 1.0010, en
= [benadeelde 2] , een geldbedrag van Euro 10.004,40 en
= [benadeelde 3] , een geldbedrag van Euro 74.995,20 en
= [benadeelde 4] , geldbedragen van in totaal Euro 25.025, en
= [benadeelde 5] , geldbedragen van in totaal Euro 15.036, en
= [benadeelde 6] , een geldbedrag van Euro 3.998,45
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid, in/aan de hand van een brochure en/of gesprekken, jegens voormelde personen te doen alsof ten aanzien van [A] Ltd. sprake was van een bonafide organisatie en voor te wenden en/of mede te delen dat
= [A] Ltd. een groot verkoopkantoor in emissierechten was en al geruime tijd bestond en/of
= de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
= [A] Ltd. over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van offset.”
2.2.2De bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in een aanvulling op het (verkort) arrest van het hof, waaronder:
“- Het proces-verbaal van verhoor getuige van 14 januari 2014 (...), onder meer inhoudende als verklaring van [benadeelde 3] :
[medeverdachte 1] kwam bij me en vertelde toen dat ik zou kunnen gaan beleggen in CO2-emissierechten. Hij heeft mij alleen dingen verteld over [A] . Hij had contacten met [A] en vroeg of ik het goed vond of hij iemand meenam. Dat was geen probleem en zo kwam [medeverdachte 1] een keer op bezoek met een persoon die [verdachte] heette. U noemt de naam [verdachte] , dat was volgens mij inderdaad de naam. Als ik terugkijk op het gesprek met [medeverdachte 1] en [verdachte] kan ik niet zeggen wie er nu eigenlijk precies de verkoper is geweest. [verdachte] deed net zo zijn best als [medeverdachte 1] . Ik kreeg het idee dat [medeverdachte 1] [verdachte] de man vond. Misschien zou je kunnen zeggen dat [medeverdachte 1] tegen [verdachte] opkeek.
Het viel me wel op dat [verdachte] wilde dat ik zoveel mogelijk zou investeren. Hij keek om zich heen en zei dingen als: maar u zit hier toch goed en u bent toch niet van plan om te verbouwen, u heeft toch niet zoveel geld meer nodig.
Uiteindelijk is op 15 mei van mijn [rekeningnummer] een bedrag van € 74.995,20 overgeschreven naar [rekeningnummer] van [A] .
Ik ging er vanuit dat het gehele bedrag dat ik had gestort volledig besteed zou worden aan emissierechten. Er is niet gesproken over onkosten die [A] bij mij in rekening zou brengen. Ik heb volgens het contract 8.929 CO2 certificaten ( [B] ) aangeschaft.
[A] zou een internationaal opererend bedrijf zijn, met onder andere een vestiging in [plaats] .
(hof: Voorgehouden wordt - naar de kern - dat de helft van het bedrag dat door [benadeelde 3] is overgemaakt is opgegaan aan commissies. Haar wordt gevraagd wat zij ervan vindt)
Schandalig, wat moet ik daarvan zeggen. De vraag of ik het bedrag ook zou hebben gegeven als ik geweten zou hebben dat 50% van mijn inleg uitbetaald zou worden als commissie is haar beantwoorden. Natuurlijk zou ik dat niet hebben gedaan.
Wat kunt u zich herinneren met betrekking tot het gesprek waar [verdachte] bij aanwezig is geweest. Wat was zijn rol?
[verdachte] ging zeker mee voor de verkoop. Hij is echt wel betrokken geweest bij de verkoop. Hij liegt dus als hij zegt dat hij niet betrokken was bij de verkoop. [medeverdachte 1] heeft wel alles voor mij geregeld, maar mijn indruk was dat dit onder leiding van [verdachte] ging.
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2014 (...), onder meer inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 2] heeft mij in contact gebracht met [verdachte] in het eerste kwartaal van 2013. Zij hebben mij uitgenodigd voor een gesprek. Zij hadden een interessant product. Die bespreking heeft plaatsgevonden in [plaats] bij [medeverdachte 2] op kantoor. Dat kantoor was gevestigd in het [...] . Tijdens het gesprek heeft [verdachte] het verhaal over het product verteld. Alle informatie kwam van [verdachte] . Van [A] weet ik dat zij zijn opgericht in 2012 en zich nu gingen toeleggen op Co2 emissierechten. Verder de informatie in de vorm van een map die ik van [verdachte] heb gekregen. Via [medeverdachte 2] heb ik de naam [medeverdachte 3] wel eens gehoord.
Ik kreeg een percentage van 12,5% van de transacties die ik realiseerde. Ik kreeg mijn commissie van [medeverdachte 2] . Ik heb mijn commissie aan [medeverdachte 2] gefactureerd. Ik heb 2 klanten gefactureerd en betaald gekregen. Mijn eerste twee klanten waren [benadeelde 3] en [benadeelde 6] .
Als de helft van het geld naar [A] Ltd, gegaan is, is mij niet de juiste informatie verstrekt.
Bent u bekend met de inkoopprijs van ongeveer 2 euro?
Dat is een heel ander bedrag dan rond de € 7,50 wat mij door [verdachte] steeds is verteld.
Ik heb aan [verdachte] gevraagd om mee te gaan naar [benadeelde 3] .
Ik ben het gesprek begonnen waarbij ik [verdachte] heb geïntroduceerd en de emissierechten kort heb besproken en al vrij snel heeft [verdachte] het gesprek van mij overgenomen. Ik herinner mij dat [verdachte] door bleef praten totdat [benadeelde 3] bereid was € 75.000,- te investeren. Het verkoopverhaal is door [verdachte] gehouden. Na het gesprek zijn we naar mijn huis gegaan en daar heeft [verdachte] de gegevens van [benadeelde 3] in het systeem ingevuld en het contract uitgeprint. Ik ben met het contract naar [benadeelde 3] terug gegaan om het te laten tekenen. Op het verkoopcontract heb ook ik mijn handtekening gezet. Na de ondertekening heb ik het contract opgestuurd naar [verdachte] . Volgens mij vertellen [benadeelde 3] en ik hetzelfde. Volgens mij is [verdachte] wel degelijk mee geweest om te verkopen.
Wat is er verteld over [A] Ltd. activiteiten in de offset van emissierechten?
[A] Ltd was dat aan het opzetten en als zich daar nieuwe klanten zouden aanmelden, zouden die de emissierechten kunnen overnemen van de klanten. Volgens mij is offset de verkoop van emissierechten van bestaande klanten, zoals [benadeelde 3] . Emissierechten zouden in de toekomst verkocht kunnen worden aan klanten van [A] voor een dan te bepalen prijs. [benadeelde 3] zou zelf ook een koper mogen vinden.
Kwam het door het verhaal en zo ja, wat precies in het verhaal was het dan dat het zo geloofwaardig maakte?
Ja, het verhaal en een mooie map en mooie brochure en mooie website, dat zag er allemaal goed uit.
Op 8 oktober 2013 factureert [medeverdachte 2] middels zijn bedrijf [C] Ltd. Een bedrag van € 999,00 voor marketing fee in de verkoop aan [benadeelde 6] . Wat kunt u ons vertellen over de rol van [medeverdachte 2] in de verkoop, van emissierechten aan [benadeelde 6] ?
Ik herken nu de naam van het bedrijf van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft een aanstelling bij [A] Ltd, of bij [verdachte] , dat weet ik niet precies. [medeverdachte 2] factureert dus bij [A] Ltd of bij [verdachte] en ik factureer normaal bij [medeverdachte 2] .
Ik weet nog heel zeker dat [medeverdachte 2] en ik 50/50 zouden doen. Als ik 12,5% zou krijgen is het provisiebedrag kennelijk 25% geweest. Het klopt dat ik van [verdachte] een map over CO2 emissierechten heb gekregen. Dat was een presentatiemap. Op de vraag of ik daar ook informatie uit haalde, antwoord ik: Ja, althans die kon ik gebruiken in mijn sales. Mr. [naam] vraagt wat er in die map zat. Er zat een gelikte brochure in met prijzen en een aantal mooie plaatjes en daarnaast de aanvullende informatie van [verdachte] .
Nu ik u dit hoor dicteren zeg ik u dat [verdachte] zelf ook al had aangeboden om mee te gaan naar klanten. Mr. [naam] vraagt mij hoeveel commissie ik voor de transactie van 75.000 euro met [benadeelde 3] heb gekregen. Dat was 12,5%. Het zou goed kunnen dat dat 9375 euro is geweest, dat zou ik moeten uitrekenen.”
2.2.3Het hof heeft over de bewezenverklaring verder onder meer overwogen:
“Medeplegen van oplichting middels [A] Ltd.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] wordt verweten dat zij als medeplegers betrokken waren bij de oplichting van een groot aantal personen. In totaal is er middels [A] Ltd door 15 Nederlandse en drie Belgische beleggers, deels in meerdere aankopen, € 365.937.85 ingelegd.
Van deze personen zijn in hoger beroep alleen beleggers: [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9] nog aan de orde voor de drie verdachten. Voor [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn daarnaast ook de beleggers [benadeelde 10] en [benadeelde 11] nog aan de orde.
De verdachten wordt verweten dat zij de beleggers door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels hebben bewogen tot afgifte van geldbedragen.
Hoedanigheid van ervaren succesvolle beleggingsorganisatie
Bij het oplichtingsmiddel dat bestaat uit het aannemen van een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte(n) ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. De valse hoedanigheid hield bij [A] Ltd in dat werd voorgewend dat sprake was een ervaren en succesvolle beleggingsorganisatie.
[A] Ltd schetst in de brochure (D-527) het beeld van een zeer succesvol bedrijf met tien jaar ervaring in de handel in emissierechten. Het bedrijf was zo succesvol dat het, ‘klein gestart’ in 2002, is uitgegroeid tot een ‘wereldspeler’. Bij de firma werkt een ‘bevlogen team van professionals’. Deze presentatie als succesvolle (potentiële) wederpartij is er klaarblijkelijk op gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
[A] Ltd is in werkelijkheid helemaal geen succesvol bedrijf dat in tien jaar tijd is uitgegroeid tot een wereldspeler. [A] Ltd is pas sinds 25 juli 2012 opgericht en ingeschreven (D-559, p. 7) bij het Companies House in Cardiff, Engeland (D-559) door de agent ‘ [D] Ltd.’, derhalve nog geen vier maanden voordat de eerste belegger in oktober 2012 zijn emissierechten koopt.
Als directeur en enig aandeelhouder van [A] Ltd werd ingeschreven [betrokkene 1] (D559, pag. 2 en 3), [betrokkene 1] is taxichauffeur en ontvangt een vergoeding voor het op zijn naam zetten van het bedrijf. [betrokkene 1] werd slechts gebruikt als stroman, onder andere bij het op zijn naam openen van de ING-bankrekening van [A] Ltd in Nederland. Uit het feit dat deze katvanger [betrokkene 1] tevens eigenaar was van [A] Ltd moet worden afgeleid dat het ook niet de bedoeling was dat [A] Ltd zich zou ontwikkelen tot echte waardevolle beleggingsorganisatie, maar slechts diende als oplichtingsvehikel.
[medeverdachte 3] en [verdachte] waren op de hoogte van de valse hoedanigheid van [A] Ltd. Uit de afgeluisterde telecommunicatie tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] , in combinatie met emailcorrespondentie, blijkt dat [medeverdachte 3] en [verdachte] wisten dat [betrokkene 1] slechts op papier directeur was van [A] Ltd.
Uit een telefoongesprek T15-06-632 tussen [verdachte] en [betrokkene 1] blijkt dat [betrokkene 1] diezelfde dag nog 1.500 pond wil zien om zijn huur te betalen anders stopt hij er gelijk mee. Verder volgt uit e-mailcorrespondentie dat [verdachte] met [medeverdachte 5] communiceert (met [medeverdachte 3] in de cc) via het [e-mailadres] . [verdachte] stuurt op 22 november 2012 een bericht naar dit adres, met [medeverdachte 3] in de cc, welk bericht hij aanvangt met “Dear [medeverdachte 5] ” en waarin hij een aantal vragen stelt met onder andere vermelding van de namen " [betrokkene 2] " en " [betrokkene 3] ". Op diezelfde datum wordt vanaf dit e-mailadres gereageerd met onder meer de mededeling: "I am meeting with [betrokkene 1] to collect post etc” (D1306). Voorts wijst het hof op een e-mailbericht vanaf dit adres van 2 januari 2013, gericht aan [verdachte] en [medeverdachte 3] , waarin onder meer wordt gezegd: “ [betrokkene 1] opened the letter for me today” en “need to attend the bank with [betrokkene 1] , who I shall also see tomorrow" (D-1307).
Door het gebruik van [betrokkene 1] als stroman moest kennelijk voor de buitenwereld verborgen blijven dat in werkelijkheid [medeverdachte 5] de leiding had over [A] Ltd in Engeland. Uit het hierboven genoemde tapgesprek (blz. 3/5) blijkt verder dat [verdachte] niet wil dat [betrokkene 1] 100 of 200k in handen krijgt via de ING-rekening en uit andere tapgesprekken blijkt dat [betrokkene 1] direct 1.500 pond wil ontvangen omdat hij er anders – naar de kern samengevat – uitstapt. In een afgetapt telefoongesprek tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] wordt besproken dat ze van ‘hem’ af willen (T12-05-413, pag. 2).
Ook van een ‘bevlogen team van professionals’ bij [A] Ltd is geen sprake. [verdachte] was de gevolmachtigde van de bankrekening van [A] en verzorgde de inkoop van de emissierechten bij de firma’s [E] en [F] . Hij voerde de administratie van de verkopen aan de beleggers en probeerde volgens zijn eigen verklaring afnemers te vinden voor vrijwillige CO2-rechten, hetgeen echter (nog) niet zou zijn gelukt. [verdachte] is geen ‘professional’ op het terrein van beleggingen of CO2-rechten. Hij is pas medio 2012 begonnen met [A] Ltd en werkte daarvoor bij een bedrijf dat rubberboten verkocht (V16-02, p.3).
De werkelijkheid met betrekking tot de 'persoon' van [A] Ltd, wat betreft haar hoedanigheid, was daarmee heel anders dan aan de beleggers is voorgespiegeld. [A] Ltd was geen beleggingsbedrijf, maar een oplichtingsvehikel, zonder geschiedenis, zonder bewezen trackrecord, zonder daadwerkelijke eigenaren en met een katvanger aan het hoofd.
Samenweefsel van verdichtsels
Het samenweefsel van verdichtsels zou hebben bestaan uit het valselijk en in strijd met de waarheid, in/aan de hand van brochures, e-mails, orderbevestigingen en/of gesprekken, jegens de beleggers ten aanzien van de aan hen voorgestelde aankoop vrijwillige emissierechten voorhouden dat:
a. [A] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en/of al geruime tijd bestond en/of
b. de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
c. vrijwillige CO2 emissierechten een goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren en/of
d. over het algemeen altijd hun waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren en/of
e. [A] Ltd zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven en/of over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van offset en/of
f. [A] Ltd vrijwillige CO2 emissierechten inkocht voor een prijs rond de euro 8,00/euro 9,00 en/of voldoende emissierechten in voorraad had en/of emissierechten uit voorraad verkocht en/of
g. de prijs van vrijwillige CO2 emissierechten als investeringsobject zoals die door andere aanbieders in rekening werd gebracht boven de euro 12,00 lag en/of
h. [A] Ltd onder toezicht stond van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten.
De hierboven vermelde mededelingen zouden in gesprekken met de beleggers en ook in de aan hen toegezonden/uitgereikte brochure ‘Timing is money’ zijn gedaan.
Vrijspraak van hetgeen onder c, d, e eerste deel, f, g en h staat vermeld
Niet is gebleken dat vrijwillige CO2 emissierechten geen goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren (c), of dat de mededelingen dat vrijwillige CO2 rechten over het algemeen altijd hun waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren (d) onjuist waren. Dat geldt ook voor de mededeling dat [A] zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven.
[verdachte] heeft pogingen gewaagd emissierechten aan bedrijven te verkopen (e, eerste deel). Voorts is van de in de tenlastelegging genoemde mededelingen f, g en h niet gebleken dat zij de genoemde beleggers hebben bewogen tot het aangaan van de overeenkomsten voor de aankoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en de afgifte van geldbedragen daarvoor. [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zullen hiervan worden vrijgesproken.
Valsheid van het onder a, b en e, tweede deel vermelde.
Dat [A] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en al geruime tijd bestond (a) is zoals eerder vermeld onjuist. [medeverdachte 3] en [verdachte] wisten dat [A] Ltd geen groot verkoopkantoor was en dat het bedrijf geleid werd door een stroman.
Ook is onjuist dat (b) de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg. De verkopers hebben aan de beleggers - die een aantal emissierechten kochten tegen een van te voren overeengekomen aankoopprijs - verteld dat de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissies in mindering zouden worden gebracht. In totaal zijn aan de Nederlandse en Belgische beleggers 43.721 emissierechten verkocht voor € 365.937.85. De inkoopprijs van deze emissierechten was € 90.839.76. Dit betekent dat slechts 24.82% van de door kopers ingelegde gelden is besteed aan de inkoop van de emissierechten.
[medeverdachte 3] en [verdachte] wisten dat de inleg niet volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige emissierechten, reeds gelet op hun wetenschap van de inkoopprijs van deze rechten voor [A] en de verkoopprijs aan de beleggers. Uit de inhoud van onder [verdachte] in beslag genomen gegevensdragers blijkt verder dat door [medeverdachte 3] en [verdachte] een overzicht is opgesteld (’ [...] ’ genoemd, naar de voornamen van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] ), waarin per belegger is aangegeven welke (aanzienlijke) bedragen uit diens inleg dienden te worden uitbetaald aan [verdachte] en [medeverdachte 3] , hun medeverdachten en eventuele anderen die bij de verkoop aan de betreffende belegger waren betrokken. [medeverdachte 3] en [verdachte] wisten dat het grootste deel van de door de beleggers ingelegde gelden, in strijd met de mededelingen daarover aan de beleggers, niet werd besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten, maar door hen en hun medeverdachten werd opgestreken.
Voorts was alleen [verdachte] de persoon binnen [A] Ltd die zou hebben geprobeerd emissierechten te verkopen aan bedrijven (offset), maar hij zou daar nog niet in zijn geslaagd. Daarom is in elk geval onjuist de mededeling dat [A] Ltd over een eigen offsetafdeling beschikte en een structureel rendement realiseerde op basis van de offset (e, tweede gedeelte).
Als de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de aan de beleggers gedane (deels dus leugenachtige) mededelingen in onderling verband en samenhang worden bezien, is duidelijk dat bij de beleggers door dat samenweefsel een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen.
Zoals uit de verklaringen van de beleggers blijkt zijn de beleggers [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] en [benadeelde 11] door de oplichtingsmiddelen bewogen tot de aankoop van de emissierechten.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verklaring van de getuige [benadeelde 3] bij de FIOD van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat de getuige is overleden en daarom niet door de verdediging kan worden gehoord.
Dit verweer wordt verworpen. De verklaring van [benadeelde 3] wordt in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van de (gewezen) [medeverdachte 1] en er is geen reden aan de juistheid te twijfelen.”