ECLI:NL:HR:2025:1102

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
24/02490
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over BTW-fraude met schrootmateriaallevering naar het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 24 juni 2024 werd gewezen. De zaak betreft een verdachte, [D] B.V., die betrokken was bij BTW-fraude met betrekking tot de levering van schrootmateriaal vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk, voorafgaand aan de Brexit. De verdachte fungeerde als tussenschakel in de handelsketen. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen, maar het gerechtshof heeft in hoger beroep de bewezenverklaring van de feiten overwogen.

De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen die door de advocaat van de verdachte, W. de Vries, zijn ingediend. De advocaat-generaal, P.J. Wattel, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of het hof een verrassingsbeslissing heeft genomen door de verdediging niet in staat te stellen inhoudelijk te reageren op de voorgenomen bewezenverklaring. Daarnaast is er een discussie geweest over het gebruik van app-gesprekken als bewijs en de rol van C B.V. in de handelsketen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de cassatiemiddelen falen om de redenen die zijn vermeld in een eerder arrest met nummer 24/02491, dat op dezelfde dag is uitgesproken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02490
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 juni 2024, nummer 23-001229-22, in de strafzaak
tegen
[D] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat W. de Vries bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Bespreking van de cassatiemiddelen

2.1
De cassatiemiddelen zijn identiek aan de cassatiemiddelen die zijn ingediend in de zaak tegen [medeverdachte] , die is veroordeeld voor het feitelijk leidinggeven aan de in deze zaak tegen de verdachte bewezenverklaarde feiten.
2.2
De cassatiemiddelen falen om de redenen die staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in die zaak met nummer 24/02491 (ECLI:NL:HR:2025:1103).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.