Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2025. De zaak betreft de uitlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1981, aan Zwitserland, waar hij wordt verdacht van het invoeren van cocaïne en witwassen. De opgeëiste persoon heeft verweer gevoerd, onder andere met betrekking tot de chronische darmziekte van zijn dochter, en stelde dat dit zou moeten leiden tot de conclusie dat er reeds sprake is van een mensenrechtenschending. De advocaat P. van Dongen heeft namens de opgeëiste persoon een cassatiemiddel ingediend. De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.