ECLI:NL:HR:2025:1145
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting en belastingrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de fiscale eenheid [X] C.S. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 25 mei 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd voor de jaren 2014 tot en met 2018, evenals beschikkingen inzake belastingrente en teruggaaf van omzetbelasting voor het jaar 2019.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door W.A.P. Nieuwenhuizen, heeft de klachten over de uitspraak van het Hof ingediend. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.