Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
26 augustus 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2023. De verdachte, geboren in 1985, was in hoger beroep veroordeeld voor valsheid in geschrift en poging tot oplichting. De advocaat van de verdachte, N. Gonzalez Bos, heeft twee cassatiemiddelen ingediend, waarvan het eerste is ingetrokken. De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 150 uren naar 135 uren, met een subsidiaire hechtenis van 67 dagen in plaats van 75 dagen.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen daarvan voor de opgelegde straffen.