Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
2 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een mishandeling die plaatsvond in een café, waarbij de verdachte, geboren in 1996, een ander met een scherp voorwerp in het gezicht heeft geslagen. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat hij zich bedreigd voelde na een eerdere aanval van de aangever. Het hof had echter geoordeeld dat er geen noodzaak tot verdediging bestond, omdat niet was gebleken dat de aangever, na hem te hebben geslagen, nogmaals zou aanvallen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof te beperkte uitleg had gegeven aan het begrip 'ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding'. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het hof niet begrijpelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte zich bevond, zoals de drukte in het café en het feit dat de aangever de eerste was die geweld gebruikte. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige.