Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [de zoon], eiser tot cassatie, en [de moeder], verweerster in cassatie. De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 juni 2024 vernietigd, omdat het hof niet heeft beslist op het verzoek van [de zoon] om een mondelinge behandeling te houden. Dit verzoek was gedaan op 5 april 2024, maar het hof had hierop niet gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof, gezien de omstandigheden, op dit verzoek had moeten beslissen. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing. Tevens zijn de kosten van het geding in cassatie gereserveerd tot de einduitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en de verplichting van de rechter om verzoeken van partijen zorgvuldig te behandelen.