ECLI:NL:HR:2025:1276
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door G. Tajjiou, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 november 2024, nr. 23/1390 AOW, die op zijn beurt een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. 22/351) betrof. Deze laatste uitspraak had betrekking op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 12 september 2025, waarbij de vice-president en de raadsheren de uitspraak hebben gedaan.