ECLI:NL:HR:2025:1289
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over naheffingsaanslag accijns
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de erven van [A] tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 mei 2024. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de accijns die aan [A] was opgelegd. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door R. Zilver, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarin zij in het ongelijk zijn gesteld. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het beroep in cassatie is ongegrond verklaard.