Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
16 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. Het beroep in cassatie is ingesteld door het openbaar ministerie, dat een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De zaak betreft een beklagprocedure over het beslag op een personenauto van de klager, die verdacht wordt van witwassen. De rechtbank had geoordeeld dat de klager voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe hij aan de gelden was gekomen voor de aankoop van de auto, en dat er geen verdenking van witwassen meer zou zijn. De Hoge Raad oordeelt echter dat de rechtbank onvoldoende heeft onderkend dat de beoordeling in raadkamer een summier en voorlopig karakter heeft. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug, zodat deze opnieuw kan worden beoordeeld. De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing naar de rechtbank, wat door de Hoge Raad is gevolgd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling in voorlopige procedures en de noodzaak van nader onderzoek in dergelijke zaken.