Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
16 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 9 maart 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep veroordeeld voor mensenhandel, meermalen gepleegd, op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, heeft een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en heeft verzocht om vermindering daarvan.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 27 maanden naar 26 maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.