In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 maart 2023. De verdachte, geboren in 1977, was beschuldigd van opzetheling door in een gestolen auto te rijden. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de opzetheling ontoereikend was gemotiveerd door het hof. De verdachte had verklaard dat hij de auto, een Mercedes-Benz, had geleend van een kennis, maar had geen verdere vragen gesteld over de herkomst van de auto. Het hof had geoordeeld dat de verdachte had moeten beseffen dat de auto gestolen was, maar de Hoge Raad vond dat deze conclusie niet zonder meer kon worden afgeleid uit de bewijsvoering. Daarom vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het hof, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige.