Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
23 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 mei 2024 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1982, is betrokken bij de zogenaamde 'Zwembadmoord' in Marum, waarbij hij beschuldigd wordt van het medeplegen van moord door het organiseren en uitlokken van de moord samen met zijn zus en moeder. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van verschillende cassatiemiddelen die door de verdediging zijn ingediend. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en heeft verzocht om vermindering van deze straf naar de gebruikelijke maatstaf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Een van de cassatiemiddelen klaagde over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft dit cassatiemiddel gegrond verklaard, maar heeft besloten dat er geen verdere rechtsgevolgen aan verbonden hoeven te worden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.