ECLI:NL:HR:2025:1400

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
24/02878
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen gekwalificeerde doodslag in Curaçao met betrekking tot gebruik van verklaringen van medeverdachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1984, die werd beschuldigd van medeplegen van gekwalificeerde doodslag in Curaçao. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep. De Hoge Raad heeft zich gebogen over twee cassatiemiddelen die door de verdediging zijn ingediend. Het eerste middel betreft het gebruik van verklaringen van medeverdachten die in hun eigen zaak zijn afgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat deze verklaringen konden worden gevoegd aan het dossier, aangezien de verdediging op de hoogte was van de voeging en hiertegen geen bezwaren heeft geuit. Het tweede middel betreft de bewezenverklaring van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag. De Hoge Raad concludeert dat het hof op basis van de feiten en omstandigheden terecht heeft geoordeeld dat de verdachte bewust een aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten was intensief en planmatig, wat het oordeel van het hof ondersteunt. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep, waarbij de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02878 C
Datum30 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 12 juli 2024, nummer H-26/21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J. Boksem bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het gebruik voor het bewijs van de verklaringen die de medeverdachten op de terechtzitting van het hof van 10 april 2024 in hun eigen zaak hebben afgelegd.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.2, 3.3 en 3.8 tot en met 3.10.

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van – kort gezegd – gekwalificeerde doodslag.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4.

4.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 september 2025.