ECLI:NL:HR:2025:1422

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
23/04334
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraken Gerechtshof Amsterdam over naheffingsaanslagen belasting personenauto’s en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen meerdere uitspraken van het Gerechtshof, die op hun beurt weer voortvloeiden uit eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van het Hof, die betrekking hadden op naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], diende een verweerschrift in. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraken van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/04334
Datum26 september 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam van 26 september 2023, nrs. 22/00653 tot en met 22/02066, 22/02068 tot en met 22/02082, 22/02084 tot en met 22/02116, 22/02122 tot en met 22/02233, 22/02235 tot en met 22/02246, 22/02249 tot en met 22/02263, 22/02304 tot en met 22/02331 en 22/02409 tot en met 22/02412 [1] , op de hoger beroepen van belanghebbende en de incidentele hoger beroepen van de Inspecteur tegen uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 21/0549 e.a.) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraken van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraken van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraken. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.