Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
3 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak hebben verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een voorlopig getuigenverhoor waarbij de verzoekers zich beroepen op hun verschoningsrecht, zoals vastgelegd in artikel 165 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank Limburg had op verzoek van [verweerster 1] een voorlopig getuigenverhoor gelast, waarbij de verzoekers als getuigen waren opgeroepen. Echter, zij hebben zich schriftelijk beroepen op hun verschoningsrecht en verzocht om een beslissing hierop voorafgaand aan het verhoor. De rechter-commissaris heeft hen medegedeeld dat zij in beginsel verplicht zijn te getuigen, maar de verzoekers zijn niet verschenen op de dag van het verhoor. Het hof heeft de beslissing van de rechter-commissaris bekrachtigd, waarbij het oordeelde dat de rechter-commissaris niet verplicht was om voorafgaand aan het verhoor te beslissen over de verschoningsgerechtigdheid van de verzoekers. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het beroep van de verzoekers niet-ontvankelijk is, omdat de beschikking van het hof geen eindbeschikking is en het cassatieberoep pas tegelijk met het beroep tegen de eindbeschikking kan worden ingesteld. De Hoge Raad heeft de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.