Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 oktober 2025.
Hoge Raad
Op 7 oktober 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 25/01291. Het beroep in cassatie was ingesteld door de opgeëiste persoon, geboren in 1991, die door het Koninkrijk Marokko werd verzocht om uitgeleverd te worden. De rechtbank Limburg had op 19 maart 2025 een uitspraak gedaan in deze zaak, waartegen de opgeëiste persoon in cassatie ging. De advocaat M. Broere heeft namens de opgeëiste persoon een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van de rechtbank Limburg in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.