Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
14 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, was in hoger beroep gegaan tegen een verstekvonnis van de politierechter van 17 oktober 2022. Het hof had het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingesteld, namelijk op 6 januari 2023, terwijl de wettelijke termijn voor het instellen van hoger beroep op 1 november 2022 was verstreken. De verdachte was op het moment van de zitting in Frankrijk gedetineerd en had aangevoerd dat hij niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken over bijzondere omstandigheden die een termijnoverschrijding verontschuldigbaar kunnen maken. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding in dit geval niet verontschuldigbaar was. De verdachte had geen onderbouwing gegeven voor het onbenut laten van de mogelijkheid om na zijn terugkeer in Nederland binnen de wettelijke termijn hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het hof.