ECLI:NL:HR:2025:1527
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake kosten van vervolging door gemeente Hendrik-Ido-Ambacht
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 december 2023, nummer BK-23/18. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nummer ROT 21/4493) die betrekking had op de kosten van vervolging. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft hierop een conclusie van repliek ingediend, waarna het College een conclusie van dupliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2025.