Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2.Uitgangspunten in cassatie
3.De oordelen van het Hof
4.Beoordeling van de middelen
.1 tot en met 3.3.3 weergegeven oordelen van het Hof met betrekking tot de ITA en de ITMA in samenhang met artikel 30 van het Verdrag, in het bijzonder wat betreft (i) het karakter van artikel 4, lid 1, onder ii, van de ITA in relatie tot buitenlandse vermogenswinsten behaald door non-domiciled resident vennootschappen met niet-Maltese rechtspersonen als aandeelhouders, en (ii) het karakter van de ITA en de teruggaafregeling in de ITMA, in onderlinge samenhang bezien, in relatie tot dividend uitgekeerd aan niet-Maltese aandeelhouders uit winst van in Malta gevestigde vennootschappen. Deze oordelen geven evenwel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard en mede berustend op de uitleg van buitenlands recht, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De middelen I en II falen.
.5 weergegeven oordeel van het Hof dat voor alle onderhavige jaren artikel 30, lid 1, van het Verdrag op belanghebbende van toepassing is en dat belanghebbende ook ter zake van de vermogenswinsten van de jaren 2012 en 2014 in Nederland in de belastingheffing wordt betrokken. Omdat de remittancebepaling van artikel 2, lid 5, van het Verdrag niet van toepassing is, zoals het Hof heeft geoordeeld en welk oordeel het middel niet bestrijdt, zou artikel 30 van het Verdrag per saldo – als dat van toepassing zou zijn ook indien de bijzondere regeling slechts ziet op een beperkt deel van het belastbare bedrag, of indien het gaat om vermogenswinsten die hoe dan ook in de verdragsstaat zijn vrijgesteld – als ‘vangnetbepaling’ fungeren en daarvoor is die bepaling niet bedoeld, aldus het middel.
: