ECLI:NL:HR:2025:1599

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
25/02172
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 1 mei 2025. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht voor het beroep in cassatie niet is voldaan. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 16 juli 2025 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace was afgehaald, is het griffierecht niet betaald.

Op 14 augustus 2025 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, maar heeft van de gelegenheid om te reageren geen gebruik gemaakt.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/02172
Datum24 oktober 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 1 mei 2025, nr. LEE 24/4025 V.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 juli 2025 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 14 augustus 2025 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 14 augustus 2025 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 14 augustus 2025.
Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruikgemaakt. Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.A.J. Lafleur, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2025.