Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
4 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 mei 2024. De zaak betreft de kinderontvoering van een 2-jarig meisje naar India, waarbij de verdachte, geboren in 1957, het meisje met geweld heeft weggenomen bij haar moeder. De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen die door de verdachte zijn ingediend, waaronder de vraag of het hof de verklaring van een deskundige van de Indiase ambassade als bewijs heeft kunnen gebruiken, ondanks dat de verdediging het recht op ondervraging van deze deskundige niet heeft kunnen uitoefenen. Daarnaast werd de strafmotivering van 48 maanden gevangenisstraf ter discussie gesteld, waarbij rekening moest worden gehouden met het blanco strafblad van de verdachte, zijn leeftijd, verminderde toerekeningsvatbaarheid en de media-aandacht die heeft geleid tot bedreigingen. Ook werd de vordering van de benadeelde partij besproken, met betrekking tot immateriële schade en de vraag of er sprake was van aantasting in persoon op andere wijze. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het beroep, zonder verdere motivering, omdat de vragen niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.