ECLI:NL:HR:2025:1632

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
25/03518
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van een ander gerecht voor vervolging en berechting van rechterlijke ambtenaren in verband met aangifte van strafbare feiten

Op 4 november 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een beschikking gegeven in de zaak met nummer 25/03518. De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging en berechting van betrokkenen, die op dat moment rechterlijke ambtenaren waren. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 510 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Uit de overgelegde stukken bleek dat er aangifte was gedaan tegen de betrokkenen wegens schending van ambtsgeheim en andere strafbare feiten. De procureur-generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het verzoek, gelet op artikel 510 Sv, vatbaar is voor toewijzing.

De Hoge Raad heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangewezen als het gerecht waar de vervolging en berechting van de zaak zal plaatsvinden, indien het openbaar ministerie dit nodig oordeelt. Deze beschikking is vastgesteld in raadkamer en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer25/03518 B
Datum4 november 2025
BESCHIKKING
op het verzoekschrift van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam, ingekomen bij de Hoge Raad op 29 september 2025, tot aanwijzing van een ander gerecht als bedoeld in artikel 510 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering in de zaak
betreffende
[betrokkene] ,
thans officier van justitie bij het landelijk parket,
en anderen,
hierna: de betrokkenen.

1.Het verzoek

De hoofdofficier van justitie heeft zich tot de Hoge Raad gewend met het verzoek op grond van artikel 510 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een rechtbank aan te wijzen voor de vervolging en berechting van de betrokkenen.

2.De conclusie van de procureur-generaal

De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

3.Beoordeling van het verzoek

3.1
Uit de bij het verzoekschrift overgelegde stukken blijkt:
a. dat tegen de betrokkenen aangifte is gedaan dat deze zich hebben schuldig gemaakt aan strafbare feiten;
b. dat de betrokkenen op het moment van de in de aangifte bedoelde feiten rechterlijk ambtenaar in de zin van artikel 510 lid 1 Sv waren.
3.2
Daaruit volgt dat het verzoek, gelet op artikel 510 Sv, vatbaar is voor toewijzing.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de rechtbank Zeeland-West-Brabant aan als gerecht waarvoor, als het openbaar ministerie bij die rechtbank dit nodig oordeelt, de vervolging en berechting van de zaak zullen plaatshebben.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en vastgesteld in raadkamer op
4 november 2025.