Op 4 november 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een beschikking gegeven in de zaak met nummer 25/03518. De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging en berechting van betrokkenen, die op dat moment rechterlijke ambtenaren waren. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 510 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Uit de overgelegde stukken bleek dat er aangifte was gedaan tegen de betrokkenen wegens schending van ambtsgeheim en andere strafbare feiten. De procureur-generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het verzoek, gelet op artikel 510 Sv, vatbaar is voor toewijzing.
De Hoge Raad heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangewezen als het gerecht waar de vervolging en berechting van de zaak zal plaatsvinden, indien het openbaar ministerie dit nodig oordeelt. Deze beschikking is vastgesteld in raadkamer en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.