Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 november 2023. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door een rechtspersoon, hierna aangeduid als de klaagster, in het kader van een beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering op haar woning. Dit beslag was ingesteld in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen een natuurlijke persoon, aangeduid als A, in verband met een aan hem op te leggen ontnemingsmaatregel. De klaagster betwistte de vereenzelviging met een natuurlijke persoon B, die bestuurder en enig aandeelhouder van de klaagster is, en stelde dat het geldbedrag waarmee B aandelen in de klaagster heeft gekocht niet afkomstig was van A. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de klaagster verworpen.