ECLI:NL:HR:2025:1653
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door een rechtspersoon in bestuursrechtelijke zaken
In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 24 januari 2025. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Belanghebbende, een besloten vennootschap, had het beroepschrift in cassatie niet digitaal ingediend, zoals vereist door artikel 1 van het Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 13 maart 2025 verzocht om het beroepschrift binnen vier weken digitaal in te dienen via het webportaal van de Hoge Raad. Dit verzoek is aangetekend verzonden en volgens Track&Trace afgeleverd op het opgegeven adres. Belanghebbende heeft echter geen gevolg gegeven aan dit verzoek, wat leidde tot de beslissing van de Hoge Raad om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 8:36a, lid 5, Awb. De Hoge Raad heeft om redenen van proceseconomie niet beoordeeld of het onbetaald laten van het griffierecht verschoonbaar was vanwege betalingsonmacht. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken op 7 november 2025 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.