2.2.1Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1. primair
hij op 6 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde 1] van het leven te beroven, zich heeft begeven naar de omgeving van de woning van die [benadeelde 1] , waarna verdachte en/of verdachtes mededader met een vuurwapen een of meer kogels in de richting van die [benadeelde 1] heeft geschoten (waarbij die [benadeelde 1] in een bovenbeen werd geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. meer subsidiair
hij op 2 oktober 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen een klant ( [getuige 3] ), aanwezig in sportschool “ [B] ”, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen 4 kogels door een of meer ruiten van die sportschool te schieten;
3.
hij op 2 oktober 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen [aangever 1] (eigenaar van sportschool “ [B] ” aan de [c-straat 1] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen 4 kogels door een of méér ruiten van die sportschool te schieten;
4.
hij op 2 oktober 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van sportschool “ [B] ” (aan de [c-straat 1] ), toebehorende aan [aangever 1] heeft vernield door met een vuurwapen meer kogels (4) door die ruit(en) te schieten.”
2.2.3Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 maart 2024 heeft de verdachte daar onder meer verklaard overeenkomstig een schriftelijke verklaring die bij de stukken is gevoegd. Deze schriftelijke verklaring houdt onder meer in:
“Ik deed inkasso klussen. (...) Ik kreeg wat informatie over het bedrag en het adres. Ik ging dan naar die mensen heen om dit met die mensen te regelen (...) Normaal deed ik mijn ding en was het meestal wel geregeld. Totdat mij werd gevraagd bij iemand langs te gaan die heel lastig was en dat ik bij een sportschool door de ramen moest schieten ’s avonds laat als er niemand zou zijn. Dat heb ik gedaan was er niet blij mee en zeker ook niet trots, maar heb er wel voor gezorgd dat er niemand was. Na 22 uur zou de sportschool dicht zijn en ik moest aan de linkerkant van de kantine omhoog schieten zodat ik het plafond zou raken. Dit heb ik ook gedaan omdat die man dan wel zou luisteren. Voor de rest is mij niet verteld om wat het ging. Ik ging ervanuit om geld ging net als altijd. Ik ken die man verder niet. Ik heb later gehoord dat er aan de andere kant waar de sportschool zit nog 1 persoon aanwezig zou zijn geweest. Ik heb dat niet gezien want alles was donker en dat is ook wel vrij ver weg van de kantine waar ik bij het 1ste raam stond, denk wel 40/50 meter. (...) Maar als ik iemand had gezien of licht had gezien had ik het niet gedaan.”
2.2.4Volgens het proces-verbaal van deze terechtzitting heeft de verdachte in aanvulling op deze schriftelijke verklaring onder meer verklaard:
“In de tapgesprekken zeg ik dat ik vaak ergens langs ga en dat ik altijd wegga als ik niet zeker ben. Het is dus duidelijk dat ik van tevoren gecontroleerd heb of er iemand aanwezig was. Er scheen toch iemand te zijn, maar de kantine was afgesloten en een eind verder weg.
De voorzitter vraagt of het hof verdachte ten aanzien van het schietincident in [plaats] als bekennende verdachte, in die zin dat hij de schoten heeft gelost en dus los van de kwalificatie, kan beschouwen.
De raadsman antwoordt bevestigend.
De oudste raadsheer merkt op dat verdachte heeft gezegd dat hij in [plaats] de schutter was, dat hij niet de bedoeling had om iemand te doden en dat hij niet wist dat er iemand aanwezig was.
Verdachte verklaart als volgt:
Er was ook niemand. Er bleek alleen iemand in de sportschool ernaast te zijn. Het zijn twee gebouwen die aan elkaar zitten.”
2.2.5Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2024 heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de bij de stukken gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“In [plaats] gaat het mis bij het kwalificeren van zijn handelen. Want als we kijken naar de feiten en omstandigheden is geen sprake van poging moord. Nachtelijke uren. De kantine was dicht. Er brandde geen licht. De schutter wachtte tot het rustig was. De schoten werden in een hoek van het pand afgevuurd. De schotbanen tonen aan dat de schoten schuin omhoog zijn afgevuurd, want de kogelpunten zijn immers in het plafond aangetroffen en het pand had geen tweede verdieping.
Hoe kunnen we onder die omstandigheden nou spreken van een aanmerkelijke kans? En zou die er al zijn van bewuste aanvaarding van die kans? De Rechtbank kan wel overwegen dat er nog een sporter in de sportschool aanwezig was, maar was dat kenbaar? Was dat aannemelijk bezien tegen het tijdstip? Was dat aannemelijk door een nagenoeg geheel lege parkeerplaats? Het antwoord daarop is: nee. Met name omdat die sporter zich in een geheel ander gedeelte van de sportschool bevond. Wat de Rechtbank in de kern doet, is een hypothetische mogelijkheid creëren en daar het voorwaardelijk opzet uit destilleren. Maar dat is niet de manier waarop het werkt. De feiten en omstandigheden zijn leidend; daar gaat het om, het gaat niet om hypothetische mogelijkheden van wat er al dan wel niet allemaal had kunnen gebeuren.
Ik zal mij refereren aan het oordeel van uw Hof ter zake de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging onder feit 2.
Dat geldt niet voor het primair en subsidiair tenlastegelegde, de poging moord/doodslag en de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel. (...)
Ten tweede de verklaringen van getuige [getuige 8] . [getuige 8] is degene die op 2 oktober 2019 het pand heeft afgesloten, met uitzondering van het gedeelte van de fitnessruimte en krachthonk. De kantine heeft zij – zoals gebruikelijk – afgesloten. Op de vraag van de Politie of men van de buitenkant kan zien of er iemand in het pand aanwezig is, antwoordt zij dat je niet kan zien of er iemand in het krachthonk aan het sporten is. Of er mensen in de fitnesszaal zijn, is door de donkere beglazing moeilijk te zien vanaf de buitenkant.
Vervolgens de verklaringen van getuige [getuige 3] . Zij kwam omstreeks 21.40 uur de sportschool binnen. Om 22.00 uur zijn de personen die nog in de kantine waren weggegaan. Daarna is er geen toegang meer tot de kantine, zo ook die dag. De getuige was alleen in de sportschool. De getuige beschrijft dat zij in het krachthonk was toen zij de knallen hoorde. Dat was op ongeveer 15 à 20 meter van de kantine. Op de parkeerplaats brandde verlichting, maar de verlichting van de ingang van de sportschool was uit waardoor het daar heel donker was. Belangrijk is dat [getuige 3] heeft verklaard dat door de ramen van de kantine niets zichtbaar was, omdat het daar te donker voor was.
Ten vierde de verklaringen van getuige [getuige 9] . Zij heeft de sportschool omstreeks 22.15 uur verlaten. Bij het naar buiten lopen, zag zij dat enkel de auto van [getuige 3] op de parkeerplaats stond.
Ten vijfde de camerabeelden. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat er een manspersoon zichtbaar was: “die op de parkeerplaats wachtte totdat het rustig was”. (…)
Allereerst de aanmerkelijke kans. Want wat waren nu de omstandigheden van het geval? Het tijdstip was laat (22.36 uur), de entree van de ingang was niet verlicht, er stond slechts één auto op de parkeerplaats, de schutter wachtte volgens de Politie totdat het rustig was, er is geschoten door drie ruiten in de meest linkerhoek van het pand, in de kantine brandde geen licht, de kantine was leeg en slotvast afgesloten, de beschadigingen van de ruit varieerden tussen de 1.84 en 2 meter en bovendien zijn alle schoten terechtgekomen in het systeemplafond. Op de beelden is te zien dat cliënt naar boven schiet. Dat heeft hij – zoals u weet – zelf ook verklaard.
En niet alleen zegt hij dat zelf, maar het volgt ook duidelijk uit de verklaring van aangever [aangever 1] . Dat [getuige 3] nog aanwezig was in het pand, was voor cliënt niet waarneembaar van de buitenzijde. Zij bevond zich in het krachthonk, en – zoals zo-even besproken – heeft getuige [getuige 8] verklaard dat van de buitenzijde niet zichtbaar is of iemand in het krachthonk aanwezig is. De enkele auto op de parkeerplaats wil niet zeggen dat men daaruit de conclusie kan trekken dat er dan nog wel iemand binnen moet zijn. De parkeerplaats is immers openbaar en vrij toegankelijk. Voorts wist cliënt niet dat de sportschool op dit tijdstip nog geopend was.
De omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging, maken niet dat hier gesproken kan worden van reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat iemand het leven zou laten. Houd hierbij ook goed in gedachte dat het een bedrijfspand betreft, en geen woning, waarbij het naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten dat er ook in de late avond personen in een woning aanwezig zijn.”