Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
2 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot onttrekking aan het verkeer van een mobiele telefoon waarop kinderporno en dierenporno zijn aangetroffen. De rechtbank had de vordering van de officier van justitie afgewezen en gelast dat de telefoon aan de belanghebbende werd teruggegeven. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het ongecontroleerde bezit van de telefoon in strijd is met de wet en het algemeen belang, de onttrekking aan het verkeer disproportioneel zou zijn. Dit was gebaseerd op het feit dat er slechts een zeer gering aantal bestanden op de telefoon stond, die bovendien al door de politie waren geïdentificeerd. Daarnaast had de telefoon aanzienlijke waarde en zouden persoonlijke bestanden verloren gaan die van belang waren voor de belanghebbende.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Den Haag voor een nieuwe beoordeling. De Hoge Raad oordeelde dat de gronden voor de afwijzing van de vordering tot onttrekking aan het verkeer niet begrijpelijk waren, gezien de vaststelling dat er kinderporno en dierenporno op de telefoon aanwezig was. De Hoge Raad benadrukte dat de wet niet voorziet in een beslissing tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp als de vordering tot onttrekking aan het verkeer wordt afgewezen. Dit arrest onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen bij de beslissing over onttrekking aan het verkeer van voorwerpen die in beslag zijn genomen in het kader van strafrechtelijke onderzoeken.