ECLI:NL:HR:2025:1717

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
24/03509
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onttrekking aan het verkeer van mobiele telefoon met kinderporno en dierenporno

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot onttrekking aan het verkeer van een mobiele telefoon waarop kinderporno en dierenporno zijn aangetroffen. De rechtbank had de vordering van de officier van justitie afgewezen en gelast dat de telefoon aan de belanghebbende werd teruggegeven. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het ongecontroleerde bezit van de telefoon in strijd is met de wet en het algemeen belang, de onttrekking aan het verkeer disproportioneel zou zijn. Dit was gebaseerd op het feit dat er slechts een zeer gering aantal bestanden op de telefoon stond, die bovendien al door de politie waren geïdentificeerd. Daarnaast had de telefoon aanzienlijke waarde en zouden persoonlijke bestanden verloren gaan die van belang waren voor de belanghebbende.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Den Haag voor een nieuwe beoordeling. De Hoge Raad oordeelde dat de gronden voor de afwijzing van de vordering tot onttrekking aan het verkeer niet begrijpelijk waren, gezien de vaststelling dat er kinderporno en dierenporno op de telefoon aanwezig was. De Hoge Raad benadrukte dat de wet niet voorziet in een beslissing tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp als de vordering tot onttrekking aan het verkeer wordt afgewezen. Dit arrest onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen bij de beslissing over onttrekking aan het verkeer van voorwerpen die in beslag zijn genomen in het kader van strafrechtelijke onderzoeken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/03509 B
Datum2 december 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 juni 2023, nummer RK 23/008708, op een vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak
van
[belanghebbende] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de belanghebbende.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De raadsvrouw van de belanghebbende, L.E.G. van der Hut, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Den Haag, teneinde de bestaande vordering opnieuw te beoordelen en af te doen.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

2.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt over de afwijzing door de rechtbank van de vordering tot onttrekking aan het verkeer van een mobiele telefoon. Het tweede cassatiemiddel klaagt dat de rechtbank de teruggave van die telefoon heeft gelast. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2.1
De officier van justitie heeft een vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingediend die strekt tot onttrekking aan het verkeer van een mobiele telefoon omdat daarop foto- en videobestanden als bedoeld in artikel 240b (oud) en 254a (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) – kort gezegd: ‘kinderporno’ en ‘dierenporno’ – zijn aangetroffen.
2.2.2
De beschikking van de rechtbank houdt onder meer in:
“Het oordeel van de rechtbank
In raadkamer is aannemelijk geworden dat de telefoon op 14 januari 2022 onder de belanghebbende in beslag is genomen. Het voorwerp is inbeslaggenomen bij gelegenheid van een onderzoek naar een gepleegd misdrijf, te weten bezit kinderporno (art. 240b Wetboek van Strafrecht (Sr)) en bezit dierenporno (art. 254a Sr).
Het ongecontroleerde bezit van de telefoon is in strijd met de wet en het algemeen belang. De vordering van de officier van justitie is derhalve op de wet gegrond en in beginsel voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal echter toch de teruggave gelasten aan de veroordeelde van de mobiele telefoon. Het gaat in dit geval om een zeer gering aantal bestanden, die bovendien al zijn geïdentificeerd door de politie. Daar komt bij dat de telefoon een aanzienlijke waarde heeft en dat met de onttrekking aan het verkeer bovendien persoonlijke bestanden verloren zouden gaan die van waarde zijn voor de belanghebbende. Uit niets is gebleken dat het technisch onmogelijk is de telefoon te ontdoen van de aangetroffen bestanden. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het in dit geval disproportioneel zou zijn om de telefoon te onttrekken aan het verkeer. De rechtbank gelast dan ook de teruggave van de telefoon aan de belanghebbende.
Beslissing
De rechtbank:
wijst af de vordering tot onttrekking aan het verkeer en gelast de teruggave van een Samsung telefoon (met goednummer PL1500-2022013476-2708954) aan de belanghebbende.”
2.3
De rechtbank heeft – op de grond dat op de inbeslaggenomen telefoon ‘kinderporno’ en ‘dierenporno’ zijn aangetroffen – overwogen dat het ongecontroleerde bezit van de telefoon in strijd is met de wet en het algemeen belang en dat de vordering tot onttrekking aan het verkeer van de telefoon daarom in beginsel voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de onttrekking aan het verkeer van de telefoon “disproportioneel” zou zijn. Daartoe heeft zij overwogen dat het gaat om “een zeer gering aantal bestanden, die bovendien al zijn geïdentificeerd door de politie”, dat uit niets is gebleken dat het technisch onmogelijk is de telefoon te ontdoen van de aangetroffen bestanden, de telefoon een aanzienlijke waarde heeft en dat door de onttrekking aan het verkeer persoonlijke bestanden verloren zouden gaan die van waarde zijn voor de belanghebbende. Op grond daarvan heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen en de teruggave van de telefoon aan de belanghebbende gelast.
2.4
In artikel 36b lid 1, aanhef en onder 4º, Sr is de mogelijkheid geopend om voorwerpen bij afzonderlijke rechterlijke beschikking aan het verkeer te onttrekken, op een vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 Sv. Die procedure voorziet er niet in dat de rechter, als hij oordeelt dat de vordering moet worden afgewezen, de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelast. (Vgl. HR 18 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:471.) Daarom is het in de bestreden beschikking besloten liggende oordeel van de rechtbank dat de wet voorziet in een beslissing als door de rechtbank genomen, onjuist.
2.5
De afwijzing van de vordering tot onttrekking aan het verkeer is ook niet begrijpelijk. De gronden die de rechtbank daarvoor heeft aangedragen, kunnen – gelet op de vaststelling van de rechtbank dat op de telefoon ‘kinderporno’ en ‘dierenporno’ zijn aangetroffen – die afwijzing niet dragen.
2.6
Opmerking verdient dat de rechter die de onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen voorwerp oplegt, op grond van artikel 33c lid 2 in samenhang met artikel 36b lid 2 Sr een geldelijke tegemoetkoming kan toekennen als dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie de onttrokken voorwerpen toebehoren, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen (vgl. HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1156). Verder verdient opmerking dat het wettelijk stelsel zich er niet tegen verzet dat – zoals de Hoge Raad heeft uiteengezet in het vandaag in de zaak 24/00675 uitgesproken arrest ECLI:NL:HR:2025:1716 – de rechter die de onttrekking aan het verkeer oplegt, na een verzoek van de verdediging dat voldoet aan de in dat arrest gestelde eisen, kan gelasten dat aan de verdachte (een kopie van) één of meer bestanden die zich op de gegevensdrager bevinden, wordt (of worden) verstrekt.
2.7
De cassatiemiddelen slagen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 december 2025.