Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Het formele verweer van de advocaat
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging. De betrokkene, die in deze procedure als verzoeker tot cassatie optrad, had eerder een zorgmachtiging aangevraagd bij de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had deze zorgmachtiging verleend, ondanks het verweer van de betrokkene dat hij niet was geïnformeerd door de geneesheer-directeur over de voorbereiding van het verzoek en de mogelijkheid om een plan van aanpak op te stellen. De betrokkene stelde dat dit verzuim leidde tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn verzoek. De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim van de geneesheer-directeur om de betrokkene te informeren niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar kan wel grond zijn voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank had echter geoordeeld dat de betrokkene niet in zijn belangen was geschaad, omdat hij tijdig een plan van aanpak had ingediend. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling, omdat de rechtbank had nagelaten om een onafhankelijke psychiater te raadplegen over het plan van aanpak van de betrokkene. Dit oordeel was in strijd met de vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).