Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
21 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of afspraken over een variabel all-in loon in een arbeidsovereenkomst nietig zijn wegens strijd met het recht van werknemers op een betaalde vakantie, zoals verzekerd door de Europese Arbeidstijdenrichtlijn. De fysiotherapeuten, die tussen 2009 en 2018 parttime in dienst waren bij de maatschap, vorderden betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag. De kantonrechter wees de vorderingen grotendeels af, maar het hof vernietigde deze beslissing en veroordeelde de maatschap tot betaling van achterstallig salaris en vakantiedagen. De Hoge Raad oordeelde dat de afspraken over het all-in loon niet in overeenstemming waren met de dwingende bepalingen van het BW en de Europese richtlijn, die vereisen dat werknemers recht hebben op loon tijdens hun vakantie. De Hoge Raad bevestigde dat het in beginsel niet mogelijk is om loon voor vakantiedagen in een all-in salaris op te nemen, en dat de maatschap niet had voldaan aan de vereisten van transparantie en begrijpelijkheid in de loonafspraken. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof voor verdere behandeling.