In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van BMK en amfetamine, wat in strijd is met de Opiumwet. De Hoge Raad heeft de verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 12.250 vernietigd. Het hof had geoordeeld dat er aanwijzingen waren dat dit geldbedrag was verkregen door middel van de bewezen deelneming aan de criminele organisatie. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd dat het geld daadwerkelijk uit deze criminele activiteiten afkomstig was. De enkele veroordeling voor deelname aan de organisatie was niet voldoende om te concluderen dat het geldbedrag niet uit andere bronnen kon komen. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbeoordeling van de verbeurdverklaring, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar dit had geen verdere rechtsgevolgen.