Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Rechter:
Het standpunt van de advocaat
3.Beslissing
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging. Betrokkene, die niet verschenen was, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2024, waarin een zorgmachtiging voor de duur van één maand was verleend. De rechtbank had deze machtiging verleend zonder voldoende te motiveren of voldaan was aan de criteria voor verplichte zorg, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De advocaat van betrokkene had geen verweerschrift ingediend, en de conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had gemotiveerd dat aan de criteria voor verplichte zorg was voldaan, en dat het oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk was zonder nadere motivering. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het geding teruggeworpen naar deze rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.