ECLI:NL:HR:2025:1819

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
23/03761
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in ontnemingszaak tegen rechtspersoon wegens actieve omkoping

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van de betrokkene, een vennootschap, tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van actieve niet-ambtelijke omkoping. De advocaat van de betrokkene, C.F. Korvinus, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, maar de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de betrokkene niet als cassatiemiddelen kunnen worden aangemerkt, omdat zij niet voldoen aan de vereisten van artikel 437.2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in essentie gericht zijn tegen de beslissingen van het hof in de ontnemingszaak van de bestuurder van de vennootschap. De Hoge Raad heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de redenen voor deze beslissing zijn vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03761 P
Datum2 december 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 21 september 2023, nummer 23-003440-21, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] B.V.,
gevestigd in [plaats],
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft de advocaat C.F. Korvinus bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het namens haar ingestelde cassatieberoep.
De raadsman van de betrokkene heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de betrokkene niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Damsteegt, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 december 2025.